Onderbouw
In de groep voor de 4 t/m 6 jarigen zitten de kinderen ongeveer 40 schoolweken. Tijdens die 40 weken wordt intensief gewerkt aan het leren begrijpen en spreken van de Nederlandse taal.
De dag waarop het kind start, start het met grip krijgen op de nieuwe en onbekende omgeving. Dagelijkse routines en rituelen bieden daarbij houvast doordat het kind die gaat herkennen en daar steeds dezelfde taal bij waarneemt. Daar ontstaat het eerste Nederlandse taalbegrip.
Het geeft de kinderen een gevoel van veiligheid als ze merken dat alle kinderen in de groep hetzelfde proces doormaken: grip krijgen op het communicatiemiddel in hun nieuwe omgeving; de Nederlandse taal. Omgekeerd voelen de kinderen die langer op school zitten aan wat het voor een ander betekent om in een groep te komen waar je niemand kunt verstaan.
Bij de onderbouw werken we vanuit de methodiek Woorden in prenten. Rondom een prentenboek worden er tal van leer/speelactiviteiten aangeboden om een rijk taalaanbod aan te bieden. Dit varieert van activiteiten in de kring. Kinderen oefenen en breiden hun woordenschat uit rondom het thema van het boek tijdens werk- en spellessen
Spelen en het leren van de Nederlandse taal gaan hand in hand, de hele dag door. Alle activiteiten zijn gekoppeld aan het (dagelijkse en thematische) woordenschataanbod. Om te zorgen dat het aanbod beklijft, is er veel herhaling nodig. Dit wordt al handelend en spelend gedaan. Daardoor kunnen ook nieuwe kinderen snel meedoen en zo deel uitmaken van de groep.
Naast het taalaanbod is het wennen aan het onderwijs in Nederland en het kennismaken met de Nederlandse gewoontes belangrijk. De kinderen leren veel basisvaardigheden die de aansluiting bij hun overstap naar het reguliere onderwijs vergroten.